De zestiende eeuw
De eerste keer dat ik Wannes zie, dwingt zijn hardhorigheid al snel me dicht naast hem te zetten. Ik zit op de richel van het raam en roep de vragen in zijn rechteroor. Wannes is 95 en herstelt van een heupprothese. 'Ik wil je alles vertellen over mijn familie', zegt hij, en neemt een bundel papier van het richeltje. Bevochtigt zijn vingers, tuurt op de voorpagina en steekt van wal.
Ik word meegevoerd langs twee oorlogen, en voorvaders die hoge functies bekleedden in het leger. Langs het kanaal van Vucht en de overzetboot. Langs de lindeboom die voor hun huis stond. Langs de betovergrootvader die zijn eerste vrouw verloor en hertrouwde met haar zus.
Zijn linkeroog traant. Niet van de emotie, zoals je zou denken. Ze zijn getransplanteerd. De ogen waarin ik kijk alsof ze van hem zijn, zijn de ogen van een vreemde. Toch schuilt er iets in dat van hem is. Zijn levenskracht.
Na twee maanden mag Wannes naar huis. 'Ik moet je bedanken', zegt hij. 'Je hebt me opnieuw laten leven, tot in de zestiende eeuw.'